Rob de Rek
Coördinator kennis en ontwikkeling

Bel me terug

Rob de Rek
Coördinator kennis en ontwikkeling

Bel me terug

Eigen Kracht aanspreken: meer tijd en agogische strategieën

7 februari 2023

In het afgelopen decennium hebben we de zorg op een andere wijze ingericht. We zijn van de zorgzame samenleving overgegaan naar ‘eigen kracht’, met de overtuiging dat inwoners goed in staat zijn om hun eigen problemen op te lossen. Middels het eigen netwerk, of soms met een beetje ondersteuning. Voor dit laatste is de gemeente verantwoordelijk geworden. Maar die verantwoordelijkheid lijkt in de praktijk steeds meer neer te komen op het verstrekken van voorzieningen. Problemen worden hiermee echter niet opgelost, en de kosten stijgen.

Dit komt onder andere omdat we amper nog laagdrempelige en procesmatige hulpverlening in de eerste lijn hebben. Na preventie komt al snel specialistische zorg in het zicht.

Bij de (her)inrichting van het sociaal domein is veel hulp en zorg verdwenen. Neem bijvoorbeeld de verzorgingshuizen die een belangrijke functie hadden in de ouderenzorg en het algemeen maatschappelijk werk. Slechts enkele gemeenten houden vast aan de overtuiging dat deze tehuizen van maatschappelijke waarde zijn, maar dat zijn eerder de uitzonderingen dan de regel. In alle andere gemeenten is het grotendeels verdwenen. Dat terwijl de complexiteit in de samenleving en de zorg voor ouderen toeneemt. Er wordt nu een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en het eigen netwerk, terwijl we digitaal netwerken en steeds individualistischer worden.

Veel gemeenten zien daarmee de kosten van de Wmo 2015 oplopen. Niet alleen door de vergrijzing en de toename van het aantal chronisch zieken, maar ook de problematiek van inflatie en milieu leveren hun aandeel in de verzwaring van de uitgaven. Zeker in het afgelopen jaar zijn deze problemen geëscaleerd. Het lijkt een ontwikkeling waar gemeenten knel komen te zitten.

In 1952 het Ministerie van Maatschappelijk Werk ingesteld. (1) Deze hulpverlening was met name voor ‘de onderkant van de samenleving’. Het hielp mensen met zowel materiële als psychosociale problemen, zoals opvoeding, relaties, werk en hygiëne. Beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ook de Jeugdgezondheidszorg was een instituut waarop (jonge) gezinnen bouwden en makkelijk hun vraag of twijfel neer konden leggen. Vele jaren werden gezinnen ‘gevolgd’, en waar nodig werd proactief gereageerd. We hebben ons onvoldoende gerealiseerd dat met de individualisering en de complexiteit van onze samenleving, en het afbouwen van dergelijke hulp en zorg, we bepaalde groepen in de samenleving overvragen.

Na vele jaren neoliberaal beleid zien we, wat eerder nog kleine binnenbrandjes waren en slecht zichtbaar, nu huizen, flats en wijken die in de brand staan. Natuurlijk proberen mensen eerst zelf hun probleem op te lossen. Niemand kiest er bewust voor om in de problemen te zitten. Maar er zijn groepen in de samenleving die meer nodig hebben, omdat zij sociaaleconomisch in een zeer kwetsbare positie zitten. Omdat hun begripsvermogen niet de complexiteit en abstractie aankan.
Die problematiek lijkt nu verder te escaleren, doordat de economische verschillen ook groter worden.

Het idee van ‘eigen kracht’ vind ik daar misplaatst. Het suggereert onterecht dat burgers meer capaciteit hebben en deze nu nog niet optimaal benutten. Maar er is meer nodig dan het appel op het eigen vermogen, hier gaat het ook om sociaaleconomische factoren. Naast een beroep doen op de ‘eigen kracht’ zijn meer agogische strategieën nodig.

Wijkteams zullen de ‘eigen kracht’ benadrukken, maar zij vormen veelal ook de toegang naar de Wmo 2015. Daarmee missen we het mechanisme dat voorheen duidelijk in eerste lijn zat en voorkomt dat het probleem escaleert. Dat was een belangrijke filter om de echte meervoudige problematiek te scheiden van de dagelijkse zorgen. Te veel dagelijkse zorg wordt nu vertaald naar de multiprobleemgezinnen. Tevens is dit de trigger om zwaardere en duurdere voorzieningen in te zetten. We schalen daarmee te snel op naar specialistische zorg.

Met de komst van de Wmo 2015 zijn hulpverleners consulenten geworden. De middelen die zij hebben zijn Wmo-voorzieningen. Naast methodische strategieën missen ze ook tijd; dat wat begon met het ‘keukentafelgesprek’ is nu productiewerk geworden. Het achterliggend probleem van de inwoner wordt daarmee niet bereikt: eenzaamheid, onvermogen, analfabetisme, beperkte financiën. Daarmee hebben we onszelf in een hoek gemanoeuvreerd waar lastig uit te komen is.

In het sociaal domein vertrekken veel consulenten, en ook bij zorgorganisaties is het verloop hoog. We hebben een groot capaciteitsprobleem, terwijl extra inzet gevraagd wordt. De reden hiervan is dat zij zich even onmachtig voelen als de doelgroep. In de korte tijdsspanne die er is per dossier, lukt het niet om aan te sluiten bij de belevingswereld van de inwoner en samen een weg te vinden die leidt naar een oplossing. Om daarna misschien meer gebruik te maken van de ‘eigen kracht’. Dat vraagt tijd en kundigheid.

Als preventie niet van toepassing is, blijft er weinig anders over om een voorziening in te zetten. Dat lost het probleem niet op! Ja, de inwoner is dan weer even in staat om op eigen kracht de volgende horde te nemen. Maar we missen het perspectief op de langere termijn. Willen we voorkomen dat de kosten van de Wmo verder oplopen, dan zullen we meer moeten investeren op laagdrempelige ondersteuning. Sommige mensen hebben eerst meer nodig om uiteindelijk de ‘eigen kracht’ in te zetten.

  1. Bron: https://www.parlement.com/id/vjqpgk3bufye/ministerie_van_maatschappelijk_werk

Terug naar overzicht

Toch nog een vraag?

Neem gerust contact op met

Rob de Rek

Waar ben je naar op zoek?